Ida Gerhardt, een titanische figuur in de Nederlandse poëtische wereld, heeft tijdens haar leven een rijke en gevarieerde verzameling werken geproduceerd. Met haar scherpzinnige intellect en diepe emotionele gevoeligheid heeft ze een stempel gedrukt op de literaire wereld en een blijvende erfenis nagelaten. Haar poëzie, die zowel de schoonheid van de klassieke oudheid als de complexiteit van menselijke emoties en relaties verkent, blijft generaties lezers fascineren en inspireren in de vorm van Ida Gerhardt gedichten, prozes, sonetten en meer.
In dit artikel zullen we enkele van Gerhardts meest toonaangevende werken onder de loep nemen, van haar baanbrekende dichtbundel "Het veerhuis" tot haar indrukwekkende vertaling van Vergilius' Georgica en de emotioneel geladen "Het levend monogram".
Elk van deze werken illustreert Gerhardts unieke vaardigheid om diepgaande thema's te verkennen en haar eigen ervaringen op subtiele en ontroerende wijze te verweven in haar poëzie. Laten we een reis maken door het landschap van Gerhardts dichterlijke oeuvre, en de kracht en intensiteit van haar woorden opnieuw ontdekken.
De gestorvene - uit: "De Slechtvalk" (1966)
Natuurlijk. "De gestorvene" (niet te verwisselen met De Gestorvene van TIm Hofman) is een beroemd gedicht van de Nederlandse dichteres Ida Gerhardt. Hoewel dit gedicht niet in de verzameling "De Slechtvalk" (1966) staat, blijft het een belangrijk stuk in haar oeuvre. "De gestorvene" is in feite te vinden in de bundel "Het Sterreschip" uit 1970. Het gedicht gaat over het verlies en rouw, met een specifieke focus op het gemis van een geliefde persoon.
Gerhardt is bekend om haar zorgvuldige en rijke taalgebruik, evenals haar vermogen om diepgaande emoties op een toegankelijke manier te communiceren. In "De gestorvene" drukt ze haar diepe gevoel van verlies en verlangen uit om de aanwezigheid van de overledene nog een keer te voelen. Dit wordt benadrukt in de herhaalde regel "Zeven maal om de aarde te gaan," wat aangeeft hoe ver ze bereid zou zijn te gaan om de geliefde persoon opnieuw te ontmoeten.
Persoonlijk vind ik deze versie waarin Trijntje Oosterhuis het voordraagt, de allermooiste uitvoering:
Over de weide - Ida Gerhardt
Over de wijde
Zeker zal hij er zijn,
die wij op aarde beschreidden,
komende over de wijde,
lachend en zonder pijn,
kniediep in bloemen, klein,
komende over de wijde,
lopende tussen ons beide,
en in zijn wijze geleide
zullen wij kinderen zijn.
Komende over de weide,
Zeker zal hij er zijn.
Over dit gedicht
Dit gedicht illustreert de diepe verbinding die Ida Gerhardt voelde met de natuur en haar vermogen om een serene en vredige sfeer te creëren. Gerhardt's poëzie staat bekend om haar scherpe waarnemingen van de natuurlijke wereld, evenals haar diepgaande bespiegelingen over leven, dood, en spiritualiteit.
Oudejaarsavondpreek
Het kerkpad over zerken,
De koster trekt het touw,
De kerkbanken op zerken,
O angst, o bittere kou,
Kervend tot het gebeente,
De zang van de gemeente,
De preek. Het schuifelen zuchten,
Het kraken van gewrichten,
het haperen van mijzelf,
Schaduw van vale vlerken,
gebarend boven zerken,
roep ik in het gewelf.
Over dit gedicht
In dit werk illustreert Gerhardt op haar kenmerkende wijze de stemmige, bijna sombere sfeer van een kerk tijdens de oudejaarsdienst, waar de zang van de gemeente en de prediking in schril contrast staan met de kilheid en het ongemak van de fysieke ruimte. Ze roept beelden op van de kou die tot op het bot doordringt, het kraken van gewrichten en de schaduwen die door de kerk zweven, waardoor de lezer de indringende, existentiële sfeer van het moment kan voelen. Gerhardt's gedichten staan bekend om hun intense emoties en het vermogen om zowel het alledaagse als het buitengewone op een diep menselijke manier uit te beelden.
Het gedicht bestaat overigens uit een zestal jamben. Dat deed Ida wel vaker en dit is te herleiden naar haar achtergrond als classika.
Het vuur
De doodgraver spreekt
"De kleine Matthew Jones, dat was er een:
De dominee stond verslagen, van zijn vragen.
En rood haar dat hij had! Zo rood,
daar kon hij wel de brand mee in de hoeven steken!
Dit is een steen. Dat wordt alweer vijf jaar.
Wie het gedaan heeft is niet uitgekomen.
Zijn vader noemde hem "mijn zwavelstok",
Zijn moeder zei altijd: "mijn vurige jongen"".
Over dit gedicht
Het vuur" van Ida Gerhardt is een goed voorbeeld van haar vaardigheid om diepe emoties en betekenis over te brengen door middel van compacte, suggestieve taal. Het gedicht is geschreven in vrije vers, zonder een strak rijmschema of metrum, wat Gerhardt de vrijheid geeft om de natuurlijke cadans van de gesproken taal te volgen en haar verhaal op een directe, onopgesmukte manier te vertellen.
De keuze van de verteller, een doodgraver, draagt bij aan de sombere toon van het gedicht en stelt Gerhardt in staat om vanuit een uniek perspectief te kijken naar het mysterie van Matthew's dood. De taal is eenvoudig en onsentimenteel, maar de manier waarop de doodgraver de jongen beschrijft - met zijn "rode haar" dat "de brand kon steken in de hoeven" - suggereert een levendig, ongetemd karakter dat contrasteert met de kille en stille wereld van de begraafplaats.
Er is ook een slim gebruik van metaforen en symboliek. Het "rode haar" van Matthew, bijvoorbeeld, staat voor zijn levendigheid en energie, maar ook voor gevaar en vernietiging, terwijl de termen "zwavelstok" en "vurige jongen" zowel zijn levendige persoonlijkheid weerspiegelen als verwijzen naar het tragische en onverklaarde lot dat hem is overkomen.
Steeninscriptie
Dit is de stoet der Joden, samengesnoerd met touwen,
de blote zolen op het rotsplateau geplant;
de mannen stom gesnuikt, de lastbeladen vrouwen met kinderen geklemd,
aan de gebonden hand. De Daad van Pharao in het graniet geschreven
trotse hiëroglyphen melden stam en tal,
Ik zie een grauw perron, de joden samengedreven,
de rijen ogen links, naar Pharao beval.
De steenhouwer zou één fout me de dood bekopen:
er mag geen naam ontbreken in de slaventrein,
Opdat zij zouden gaan, schroefde ik de schrijfschrift open,
de letters zettend die nooit uit te wissen zijn.
"Ariërverklaring, 1941"
Over dit gedicht
"Steeninscriptie" is een aangrijpend gedicht waarin Ida Gerhardt de gruwelen van de Holocaust belicht. Ze trekt een vergelijking tussen de Joden die onder het bewind van de Egyptische farao's als slaven werden behandeld en de Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi's werden vervolgd. Het rotsplateau met blote zolen, de gebonden handen, de last van de kinderen - allemaal weerspiegelen ze de onderdrukking en ontberingen die de Joden hebben moeten doorstaan.
Het gedicht heeft een strak rijmschema (ABCB), wat bijdraagt aan het ritmische karakter, een stuwende kracht die het onvermijdelijke van de situatie onderstreept. De zin "De Daad van Pharao in het graniet geschreven" herinnert aan de blijvende herinnering aan deze onderdrukking, zowel in steen als in de collectieve herinnering van de mensheid.
De laatste strofe van het gedicht heeft een bijzonder diepe betekenis. In het gedicht geeft de "Ariërverklaring, 1941" aan dat de dichter zelf ook werd gevraagd om een verklaring te ondertekenen waarin zij afstand moest nemen van haar Joodse collega's tijdens de bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Hiermee legt Gerhardt een directe link tussen haar eigen ervaring en de universele ervaring van vervolging en onderdrukking.
De combinatie van historische en persoonlijke elementen geeft het gedicht een krachtige lading. De herinnering aan de Holocaust wordt op een persoonlijke manier aangekaart, waardoor de lezer direct geconfronteerd wordt met de gruwelen van deze historische gebeurtenis.
Biografie Ida Gerhardt
Ida Gerhardt, een van de grootste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw, werd geboren op 11 mei 1905 in Gorinchem. Als kind al was ze bijzonder begaafd, maar haar complexe relatie met haar moeder en zussen kleurde haar jeugd met spanningen.
Na haar studie Klassieke Talen aan de Universiteit van Utrecht werd Gerhardt docent. Haar poëtische carrière begon met de publicatie van haar tweede bundel, "Het veerhuis", in 1945. Voor deze bundel ontving ze haar eerste onderscheiding, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, hoewel deze vreugde getemperd werd door de afwijzende reactie van haar familie.
In 1951 vroeg Kees Boeke haar om een gymnasiumafdeling op te zetten en te leiden voor De Werkplaats Kinder Gemeenschap. Gerhardt's werken, waaronder haar vertaling van Vergilius' Georgica, reflecteerden haar opvattingen over onderwijs en maatschappij.
De dood van haar vader in 1953 was een cruciaal moment. Ida's volgende poëziebundel, "Het levend monogram", was een eerbetoon aan haar moeder en bevatte verwijzingen naar haar moeilijke jeugd. De bundel werd bekroond met de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam. In datzelfde jaar begon Gerhardt aan een nieuw hoofdstuk in haar leven door samen te wonen met haar vriendin Marie van der Zeyde in Bilthoven.
Het werk als lerares werd echter steeds moeilijker en in 1963 werd ze afgekeurd. Gerhardt en Van der Zeyde begonnen aan een nieuwe vertaling van de psalmen, geïnspireerd door een gesprek met een student. In 1964 behaalde Ida cum laude haar diploma Hebreeuws.
In de jaren die volgden, brachten Gerhardt en Van der Zeyde hun zomers door in een afgelegen boerenwoning in Ierland, waar ze ongestoord konden werken aan hun psalmenvertaling, die in 1972 werd gepubliceerd.
Ondanks de erkenning die Gerhardt ontving, waaronder de P.C. Hooftprijs in 1979, was haar latere leven verre van rustig. Het verlies van haar gezichtsvermogen en de dood van Van der Zeyde in 1990 waren zware beproevingen. Gerhardt overleed op 15 augustus 1997, dementerend in een verzorgingstehuis. Haar nalatenschap blijft echter levend door haar indrukwekkende literaire werk.
Wil je meer Nederlandse dichters lezen? Lees ook:
Willem Wilmink gedichten
Levi Weemoedt gedichten
Remco Campert gedichten