
Kortgeleden vroeg iemand mij of ik een Babyboomer ben. ‘Nee,' was mijn antwoord, al ligt mijn geboortejaar volgens de experts op de grens. Maar ik vóel mij geen Babyboomer, dus vandaar mijn reactie.
Ik zie mijzelf meer als een product van de jaren ’50. Met alle voor- en nadelen. 'Maar wat houdt dit product dan in?’ was de vraag die ik me vervolgens stelde. Een paar kenmerken kwam snel boven water:
In de jaren '50 waren we spaarzaam: rood op de bank staan was heel erg en geld lenen moest je vooral niet doen. ‘Tering naar de nering’ was het motto. We waren blij met weinig (ook niet zo moeilijk: er was nog niet zo veel!). We namen een broodtrommeltje met sneetjes brood mee naar school en het werk.
Uit eten was iets bijzonders: we gingen 'uit eten', naar de Chinees. Dat was feest! We gingen hooguit 1 keer per jaar met vakantie, in Nederland. Eindeloze Hollandse zomers op de boerderij. Wijn was voor bijzondere gelegenheden en niet voor de ‘gewone man’. Die dronk een jenevertje. De vrouw dronk heel af en toe een glaasje sherry. Tot slot zijn in mijn herinnering de jaren ’50 als één grote zwart-witfoto.
Eén en ander is in de jaren veranderd: 'uit eten' is nu buiten-de-deur-eten, wijn drinken kan elke dag, meer keren per jaar met vakantie naar het buitenland is eerder regel dan uitzondering, en de zwart-witfoto is een kleurrijk geheel geworden.
Maar sommige dingen… lenen is nu de gewoonste zaak van de wereld en het kan ook heel gemakkelijk; het aantal mensen in de schuldsanering is niet te tellen. Weinig is niet meer genoeg, we willen meer en meer. En van een andere grootte maar toch heel typerend: anno 2014 een broodtrommeltje mee naar het werk, is raar.
Ik ben niet het type dat te pas en te onpas ‘vroeger was alles beter’ inzet, maar ik ben wél blij met mijzelf als product van de jaren ’50: rood staan vermijd ik en lenen doe ik niet, ik ga nog steeds 'uit eten', ook al is dat even om de hoek, een wijntje blijft voor mij bijzonder en daardoor heerlijk, en ik neem wel mijn broodtrommeltje mee naar het werk; niet uit zuinigheid maar omdat ik mijn eigen brood gewoon heel erg lekker vind.
Net als 1953 een goed wijnjaar was, zo is Het Product van de jaren ’50 ook heel goed...!
Met mijn broer, 1956
[hr]
Fenna Korthals Altes is een reële optimist. In het besef dat het leven goed is geniet ze er met volle teugen van - hierin vaak bijgestaan door vriendinnen, vriendje en kat. Ze wil zich zo lang mogelijk vrij voelen en heeft daarom als levensvisie om verder te kijken dan ‘hoe het hoort’. Voor Paradijsvogels Magazine beschrijft ze met scherpe blik en prettige zelfspot de dilemma’s die dit met zich meebrengt.